Het is voorlezen, maar nog zoveel meer
Ze las een advertentie in de krant, had ruimte in haar agenda en voor ze het wist was ze aan het voorlezen: zo begon Marjon Walst aan haar vrijwilligerswerk als voorlezer voor SamenVoorlezen. ‘De jongen had vooral zelfvertrouwen nodig, hij moest voelen: ik kan het.’
Jarenlang werkte ze als lerares op de basisschool. Drie jaar geleden ging ze met pensioen, maar al die kennis en ervaring mocht niet onbenut blijven, vond ze. ‘Ik zag dat voorlezers werden gezocht en ik dacht: dat is echt iets voor mij. Door Malika van Vrijwilligerspunt werd ik gekoppeld aan een gezin uit Curaçao, waar ik een meisje van negen jaar ging voorlezen. Door mijn ervaring kon ik snel bepalen wat er nodig was en op welke manier ik haar het beste zou kunnen helpen. Haar woordenschat ging door het voorlezen met sprongen vooruit.’
Kilometers maken voor leesvaardigheid
In het volgende gezin ging Marjon voorlezen aan een Poolse jongen van negen jaar. Door corona had hij veel lessen gemist, zijn leesniveau was blijven steken op dat van groep 3. ‘Die digitale lessen waren niks voor hem en zijn ouders konden hem niet motiveren om toch mee te doen. We moesten dus flink wat kilometers maken om zijn leesvaardigheid op niveau te brengen. Hij vond veel dingen leuker dan lezen, dus we maakten afspraken: stukje lezen en daarna gingen we even met elkaar praten of een spelletje doen.’
De zomervakantie kwam in zicht en de twintig voorleesafspraken van Marjon waren eigenlijk op. Wat zou er gebeuren als de jongen zes weken lang geen boek zou inkijken? ‘Ik was bang dat het dan zou wegzakken. Dus heb ik in de zomervakantie nog een paar keer per week met hem afgesproken.’ Dat wierp z’n vruchten af. Hij ging over naar groep 4 en Marjon kreeg een paar weken na het begin van het schooljaar een telefoontje van de ouders, of ze even wilde langskomen. ‘Ze wilden wat vertellen. Ik was benieuwd. Was er iets mis? Maar nee, de juf was zo tevreden over hun zoon dat ze allemaal complimenten had gegeven. De jongen had vooral zelfvertrouwen nodig, hij kon echt goed lezen. Ik was heel blij, vooral voor hem.’
Vader staat op tafel
Marjon past het voorlezen aan aan de kinderen. ‘Houdt iemand van treinen, dan zoek ik boeken over treinen. Ik probeer ook de ouders bij de lessen te betrekken. Het is voorlezen, maar het is tegelijk zoveel meer.’ Bij het volgende gezin lukte dat geweldig. ‘Een Syrisch gezin in Wijdenes. Ik ging voorlezen aan de zoon van vier en de dochter van twee, maar vader en moeder luisterden mee.’ In een spelletje met stickers leerde het gezin hoe alles in en om het huis heet. ‘We plakten een sticker op de tafel, met daarop het woord ‘tafel’. De stoel, de gordijnen, de vensterbank, alles kreeg een sticker. De vader stond op tafel om een sticker op de gordijnrails te plakken. De kinderen vonden het geweldig!’
Om aan te sluiten bij de belangstelling van het gezin, zocht Marjon kinderboeken die half Nederlands, half Arabisch zijn. ‘Zo kunnen de ouders Arabisch voorlezen en de kinderen Nederlands. Het is een moeilijke taal, ik ben diep onder de indruk dat ze het kunnen leren. Bovendien: hou je je moedertaal goed bij, dan leer je makkelijker een nieuwe taal, dat is wetenschappelijk bewezen. De kinderen zullen dus beter Nederlands leren als ze ook aandacht aan het Arabisch besteden.’
Ik doe ertoe
Het voorlezen in dit gezin is afgelopen, maar Marjon houdt contact. ‘Met de moeder ga ik af en toe wandelen, dan oefenen we ook Nederlands onderweg. Ik merk hoe moeilijk en onlogisch Nederlands soms is. Iemand wenst ons goedemorgen en mijn wandelmaatje vroeg: hoe zit dat? Morgen is toch de volgende dag?’ Ook geeft ze het gezin af en toe advies. ‘Hun dochter wilde een verjaardagsfeestje vieren. Hoe doen we dat in Nederland? Ik kan dan vertellen hoe het werkt.’